maandag 17 september 2007

Agbandi, la capitale du monde

voor meer foto's : http://foto.telenet.be/2716504100


















Woensdag 12 september zijn we, met een paar uur vertraging, vertrokken naar Agbandi. Het is een rit van ongeveer 3u30. De weg is zeer goed, tot voorbij Atakpamé. Vanaf daar moet je de laatste 50 km uitkijken voor de diepe putten in het asfalt. Deze weg is ook de route die gevolgd wordt door de Malineërs en Burkinabezen die in de haven van Lomé hun wagens zijn komen afhalen. Hun rijstijl is nog gevaarlijker dan wat ik al gewoon ben. Voorbijsteken op een heuvelrug of in een bocht is geen probleem voor hen. Gelukkig is de weg ongelooflijk rechtheid, met weinig bochten. Enkele honderden kilometers op een kaarsrechte weg dwas door de brousse. In tegenstelling tot wat ik dacht is die brousse niet onbewoond! Om de zoveel kilometer heb je een dorp, dat leeft van de passanten. Het eerste dorp (vanaf Lomé) verkoopt 'rode olie', palmnotenolie, die vooral gebruikt wordt voor de Moambe. In het volgende dorp : brood. Daarna groenten : tomaten, afrikaanse aubergines, gombo, pepers. En allemaal voor prijzen die nog véél lager liggen dan in Lomé. Bij de terugrit wordent de wagens dan ook volgeladen. Het volgende dorp verkoopt fruit. Bergen ananas, avocados, pompelmoezen, enzovoort. Agbandi is dan weer de hoofdstad van de Igname. Dat is een grote aardkleurige wortel, die het hoofdbestanddeel is van de Togolese maaltijd. Ik eet hem het liefst als 'Koliko', dat is een Togolees soort grote friet. Liefst met pikante saus. Maar zij eten hem dagelijks als 'Fufu' (lees: foefoe). De wortel wordt eerst gekookt, zoals onze aardappelen. Daarna worden de gekookte stukken in de bekende vijzels door één tot vijf personen tot een pasta-achtige klomp gestampt.

De wereld is klein.
In dat ananasdorp ontstond er een conversatie tussen Pauline en een verkoopster:
- ik koop avocados en ananassen wanneer we terugrijden naar Lomé.
- dat heb je de vorige keer ook gezegd!
- dat kan niet, want ik kom net aan in Togo.
- vanwaar kom je dan?
- België
- ha, ik heb een zus die in België woont.
- waar?
- in Luik, ze heet Daté
- Daté, die nog een restaurant uitgebaat heeft?
- ja, ze heet ook Tina. Ik ben haar zus Isabelle.
- Tina heeft in Juli op ons trouwfeest Gaous gebakken!

Dat was zo een 150 km diep in het binnenland van Togo. We hebben bij het terugkomen een hoeveelheid fruit gekocht bij Isabelle. Ondertussen heeft Isabelle al een heleboel telefoontjes gepleegd met Pauline. Er wordt één dezer dagen een lading marchandise voor zus Tina bij Pauline's ouders bezorgd, die wij dan moeten proberen mee te nemen naar België.


Het was reeds donker toen we in Agbandi aankwamen. Pauline's moeder en Thierry's moeder waren ook meegereisd. Zo konden ze hun familie nog eens zien. De eerste indrukken waren voor mij een beetje bevreemdend. Geen electriciteit. Een wirwar van (stenen) huisjes. Tot we op een koertje kwamen waar de familie al uren zat te wachten. In het licht van twee minuscule petrollampjes. Wij hadden een oplaadbare toorts mee, waardoor we meteen héél erg opvielen. De huizen daar zijn niet zo goed beveiligd tegen de muskieten als het onze. Bij ons is het hele huis als het ware één muskietennet. Ik ben me daar onmiddellijk beginnen insmeren met DEET, het hachelijk avontuur van Cyril in gedachten. Hij had daar een combinatie van Palu (= malaria) en Turista opgelopen. Daarna begon ik me zorgen te maken over het toilet. Gelukkig was daar nog niet direct aanleiding toe. Gelukkig zag de volgende dag de wereld er al weer een stuk mooier uit, en was er in de buurt nog een huis van minister Florent, met een WC die mij beter lag.


's Anderendaags zijn we 100 km verder een nonkel gaan opzoeken. 100 km waarvan 30 km door de brousse. Dat betekent : aardewegen, en in het regenseizoen kunnen die nogal afzien. We hadden geluk, de toestand van de weg was betrekkelijk goed. We konden aan 20-25 km/u rijden (in Lomé dikwijls slechts aan 5 à 10 km/u). We hadden oorspronkelijk voorzien om ergens onderweg over te schakelen op vervoer per Zemidja (taxi-moto), maar dat was niet nodig. Hier had ik nochtans graag eens zo'n rit vanachter op de moto meegemaakt. In Lomé vind ik het te gevaarlijk, onder andere voor de knieschijven. Ik heb een aantal ongevallen gezien, meestal met Zemidja, die er niet erg gezond uitzagen. Maar het lijkt echt wel of de Zemidja zich Kamikaze wanen (onoverwinnelijke wind). Ze rijden gewoon de weg op zonder te kijken of er geen wagen of vrachtwagen aankomt. Verschietachtig!Oorspronkelijk hadden we slecht één overnachting in Agbandi gepland. François had namelijk verwacht dat ik er dan al ruim genoeg van zou gehad hebben. Maar ik wilde heel graag nog een dagje langer blijven. Vandaar die uitstap, die toch al gauw een 8 uur duurde, met dorpsvergadering én eten inbegrepen. De weg door de brousse was toch wel interressant. Overal, zij het nu in de brousse of langs de honderden kilometerslange internationale weg naar Burkina Faso, zie je mensen te voet, onderweg met marchandise op het hoofd. En als je dan de som maakt van de koopwaar die ze meesjouwen, heb je heel dikwijls de goesting om de hele handel meteen op te kopen, het kost ons misschien anderhalve euro. Voor hen betekent het een paar dagen zonder al te veel zorgen verder.




De jongste broer van François en Victor, Simon, heeft in zijn kinderjaren polio gehad. Een ziekte die hier nog steeds veel slachtoffers maakt. Zijn beide benen zijn misvormd. Hij verplaatst zich in zijn 'Mercedes Benz'. Hij heeft 3 kinderen, waarvan ik Antiya al ken, omdat zij bij de ouders van Pauline woont, in Lomé. Daar heeft ze meer kans op goed onderwijs en zou ze ook strenger opgevoed worden (al heb ik daar mijn twijfels bij).








Ik heb ondertussen ook al twee voodoo-sessies meegemaakt. De grote broer van Thomas heeft ons (om 6u 's morgens - en het is een uur rijden van bij ons) een ritueel verzorgd dat ons zou moeten helpen bij onze kinderwens. Wanneer dat lukt, moeten wij terugkomen met een geit en een bepaalde som. In het dorp Agbandi is ons ook een ritueel opgedragen, hoog op de heilige berg. Doel blijft hetzelfde, maar hier wordt er een koe geslacht bij welslagen. Het vlees wordt dan door de hele familie of in het tweede geval door iedere geinteresseerde van het dorp opgegeten. Ik heb al gezegd tegen Pauline dat niet al te veel rituelen meer moeten volgen of de hele veestapel van Togo is verorberd.
Togo is samen met Benin hét Voodoo-land. In de overzeese landen, zoals Haïti en de USA, zijn die gewoontes meegereisd met de slaven. In ons dorp Kpogan heb ik al verscheidene voodoo-plaatsen gezien. Of liever : Komi heeft mij er op gewezen, anders had ik waarschijnlijk niets gezien. Daar worden dan offers gebracht, om iets te vragen en te bekomen. Soms gaat dat met bloed (van dieren) gepaard, meestal met alcohol. Gebruikelijke offers bij die ritulen zijn : London Dry Gin, of dé traditionele specialiteit van West-Afrika : Sodabi, gedistilleerde palmwijn. Bij mijn weten is die nergens te koopin winkels, alleen direct bij de lokale bevolking, meestal gebotteld in oude Dry Gin-flessen of anders in plastieken bidons . Een andere specialiteit van Togo is de Tchoucoutou. Tchoucoutou wordt gemaakt van sorghum of 'mil' in het frans. Dat is een graangewas dat bij ons niet bekend is. De plant lijkt op maïs, de vruchten lijken op rode linzen. Tchoucoutou is een soort plaatselijk gebouwen bier. Ik heb dat al vaak geproefd. Het is een beetje zurig, niet zo straf. Het is heel erg traditioneel, en wordt in de typische open hutten gedronken. Die hutten zijn verrassend koel.

Zondag zijn we 's middags opnieuw uitgenodigd geweest bij vrienden van Pauline. Ik was opnieuw verkocht : zo een mooie kinderen. Reine, Bénédicte (foto), Jonathan.
Groeten,
Jean-Marie










1 opmerking:

Anoniem zei

Jean-Marie, ik ben zelf ook net terug van een reisje (Umbrië) en ontdek pas nu met mondjesmaat alles wat ik al heb gemist... Dat is niet niks! Ondertussen antwoord ik via mail op jouw vraag van laatst...